De rondgang met "Den Beer"


<<DEN BEER GAAT UIT>>

EEN OEROUD VOLKSGEBRUIK.

Tegen het einde van elk jaar trekken leden van de Heemkring verkleed door de straten van het dorp. Ze bellen overal aan, zingen een lied en ontvangen fooien. De kern van de groep bestaat uit een man verkleed als beer met een ketting, een begeleider en een vlegelaar. Een sterrenman, een pelgrim, een trommelaar, een hoornblazer, een vrouw met mand en een straatveger maken eveneens deel uit van de groep. 

Het zijn de “Berenlopers” die op gang zijn om hun nieuwjaarswensen uit te zingen.

Dit is een oeroud volksgebruik dat vroeger tijdens de eindejaarperiode door volwassenen in grote delen van Europa beoefend werd. Nu komt het o.a. in Roemenië nog algemeen voor, maar in Vlaanderen vindt het nog enkel in Wichelen en Schellebelle plaats.

In onze regio ging begin vorige eeuw “Den Beer” in Smetlede en Wanzele nog uit. In Impe verdween het berenlopen na de Eerste Wereldoorlog, in Lede in 1923, te Wichelen vóór de Tweede Wereldoorlog en in Serskamp in 1952.

Het langst bleef het berenlopen in Schellebelle bestaan. Op oudejaarsavond 1947 belden er bij de kruidenierswinkel van Tercilla Bontinck in de Hoogstraat, nog 25 berengroepjes aan en rond 1958 kwamen er bij ons thuis (geen handelshuis) nog 3 berengroepjes aan de deur (mijn moeder had speciaal voor hen een schaaltje klaarstaan met vijffrankstukken). Maar na 1963 hield men ook bij ons op met berenlopen.

Van een stoet zoals Alfons De Cock die in 1895 beschreef was er toen al lang geen sprake meer. De laatste jaren zag men nog enkel een paar oudere mannen van huis tot huis trekken en van den beer zingen. De laatste met naam gekende volkse berenloper was Albert Delens.

Het is in de fusiegemeenten Wichelen dat dit volksgebruik spontaan heringevoerd werd.

In Wichelen werd vanaf 1963 opnieuw een berenstoet ingericht. In Serskamp herleefde het gebruik gedurende een drietal jaren dank zij de volksdansgroep "De Sterreman", die van 1972 tot 1974 met een kleurige berenstoet in het dorp rondging en in Schellebelle besloten de medewerkers van de ondertussen opgerichte Heemkring om vanaf 1974 opnieuw met Den Beer uit te gaan.

 

EEN MERKWAARDIG VOLKSGEBRUIK.

Wat betekent dit volksgebruik precies, waar komt het vandaan en hoe kan men de samenstelling van de groep uitleggen? Verschillende volkskundigen hebben getracht om de oorsprong te achterhalen en om gelijkenissen te zoeken. Hun conclusies zijn soms tegenstrijdig maar allen zijn het er over eens dat het hier ongetwijfeld om een zeer oud volksgebruik gaat, waarvan men de oorsprong nog moeilijk met enige zekerheid kan duiden en dat de samenstelling van de groepen aan diverse invloeden onderhevig is geweest.

Volgens Alfons de Cock, onderwijzer en volkskundige uit Herdersem, zou het een symbolische weergave zijn van Herodes op zoek naar het kindje Jezus en zou het gebruik zich uit de middeleeuwse passiespelen ontwikkeld hebben. Anderen zagen er veeleer een overblijfsel in van de middeleeuwse zigeunertroepen die met een dansbeer rondtrokken.

De eerste - en tot nu toe enige - die er een uitgebreide studie aan weidde was Jules Pieters, gemeentesecretaris en volkskundige uit Serskamp. Hij was van oordeel dat - naast de zeer duidelijke katholieke invloed (de sterrenman en de pelgrim) - de dansbeer van de zigeuners wel degelijk de groepssamenstelling en het gebruik, zoals wij het hier nu kennen, beïnvloed heeft (o.a. de begeleider, de vrouw met mand om geld in te zamelen, en vooral het lied …), maar dat de oorsprong elders moest gezocht worden. Immers, uit zijn studie bleek dat het berenlopen ook voorkwam in streken die nooit de zigeunerdansbeer gekend hadden.   

 

EEN VRUCHTBAARHEIDSRITUEEL.

Volgens Jules Pieters wezen de figuren van de beer - de spilfiguur in de groep - en de vlegelaar heel duidelijk in de richting van de midwinterfeesten van onze verre voorouders.  

Bij de landbouwgemeenschappen van destijds gold de beer als een kwade geest, een demon die diep in de bossen thuishoorde en slechts onheil en verderf met zich meebracht wanneer hij in velden en dorpen ronddoolde.

In de geest van onze Germaanse voorouders symboliseerden beren kwaadaardige natuurkrachten welke de lange winterperiode beheersten en door te dorsen op oudejaarsavond geloofde men dat het graan in het komende jaar beter zou kiemen en daarenboven werden de ratten en muizen verdreven.

De berenloop dus als een onheilwerend vruchtbaarheidssymbool. 

Met deze stelling sluit Jules Pieters als enige aan bij de traditionele volksoverlevering. Nog steeds leeft bij ouderen de overtuiging dat “Den Beer” doorgaat voor een (weliswaar goedlachse) kwade geest die moet afgekocht worden. Door het schenken van een gift aan de beer, als kwade geest, koopt men mogelijk onheil over zijn huis af en zullen de velden vele vruchten voortbrengen. Immers, zoals ze in de volksmond zeggen. den beer nie geven, da brengt ongeluk.

“Den Beer“ dus als geluksbrenger en blijkbaar denkt men er in Roemenië ook zo over. 

Krantenknipsel uit “Het Volk” 01/01/1997.

Om die symboliek te onderlijnen hebben we een hoornblazer bij de groep gevoegd.

Een dierenhoorn is al van in de vroege oudheid een vruchtbaarheidssymbool. Zo heeft de “hoorn des overvloeds” zijn wortels in de Griekse mythologie en geldt hij nog steeds als het zinnebeeld van welvaart en weelde. Diverse loterijen hebben er een afbeelding van in hun logo.

Daarnaast is het getoeter van een hoorn natuurlijk goed hoorbaar. Al van ver hoort men “tuitend, hoornen” als aankondiging dat “Den Beer” op komst is.

 

HET LIED.

Het huidige Schellebelse berenlied is een samenstelling van wat de laatste volkse berenlopers in 1962 zongen, aangevuld met een paar strofes die door de Heemkring, afhankelijk van de actualiteit, tijdens de rondgang bijgemaakt zijn.

Gewoonlijk wordt enkel de eerste, tweede en de laatste strofe gezongen.

We zijmen alhier mee geel onzen trein

we zijmen alhier gekomen

vriendekes die hier binnen zijt

ge ‘n moe van onzen beer nie schromen. (bis)

 

Want onzen beer es goegekeurd

in alle steden en landen

hij kan dansen op de maat

ge ’n moe van hem nie schau zijn. (bis)

 

Zie der zit er eenen te paard

gekleed gelijk nen dragonder

mee e wapen en e zwaard

da moe au nie verwonderen. (bis)

 

Sterremaan laat au sterre maar draaien

laat au vlegel maar slaan

want onzen beer mee al zijn beslag

ge ’n moe van hem nie schau zijn. (bis)

 

En den laatsten van den trein

zild’ au nau afvragen

mee zijnen bessem neig aan ’t werk

om ’t aa jaar uit te vagen. (bis)

 

Serskam, Wichelen en Schellebel

zijn nau voorgoed tesamen

van af den eersten zevenentsevetig

wur zullen da nooit beamen. (bis)

 

Tweeëntachtig goof e groot schandaal

de veerdam wier toegesmeten

al wa da schoon es moet ter aan

de schaa ‘n es nie meer te meten. (bis)

 

Vrienden wur wensen hur altegaar

en hur allemaal tesamen

e gelukzalig nievejaar

’t is daarvoor dammen wur kwamen. (bis)

 

’t es t’ ander ieë!

(het is ter uwer ere!)

 

Wanneer men ergens geen gift krijgt wordt er nageroepen:

Én wie da nie ‘n geeft, ka van zijn geld nie schieën!

Een milde gever wordt een vruchtbaar jaar toegewenst en wanneer deze wens met enige aarzeling ontvangen wordt, verduidelijken we: nen goen lochtink hee maanekes!

De jaarlijkse rondgang wordt steevast afgesloten rond de dorpsboom “De Stenen Linde” waar uit volle borst het volledige berenlied gezongen wordt en waar met veel getoeter en kettinggerammel alle boze geesten voor het komend jaar verjaagd worden.   

 


Deel deze informatie: