Kapel Bruinbeek

1878 IN HONOREM STI JOSEPH SACELLUCM IN VICO BRUYNBEKE AEDIFICAVI, PROPTER TEMPOREM CIRCUMSTANTIAS PROPRIETARUS CONSTITUTUS EST DOMINICUS BUYSSE, CONSIDICUS, QUI TEMPORE OPPORTUNO SACELLUM FABRICAE ECCLESIAE DABIT(1). 

1878 Ik heb ter ere van de H. Jozef, in de wijk 

Bruinbeke een kapel opgericht. 

Gezien de tijdsomstandigheden is 

Dominicus Buysse, wettelijk als eigenaar 

aangesteld. In betere tijden zal hij deze de kapel 

aan de kerkfabriek schenken. 

 

Pastoor van Schellebelle was toen Camiel Theodoor Hulpiau. 

In die jaren nam de Kerk geen nieuwe eigendommen in bezit. De tijd van de Franse Revolutie (1789), waarin de Kerk al haar eigendommen moest afstaan, lag eenieder nog goed in het geheugen en sinds de onafhankelijkheid kende België uitsluitend liberale, sterk antiklerikale regeringen. Om dit te omzeilen en toch wettelijk in orde te zijn, liet de Kerk haar eigendommen registreren op naam van rechtspersonen. Met gesloten beurs werd deze “eigendom” dan voortverkocht tot er dan voor de Kerk een betere tijd kwam. In ons geval werd meneer Henri Buysse als eigenaar aangesteld en - voor alle duidelijkheid - Henri was geen familie van Angelus Buysse die sinds 1875 onderpastoor van Schellebelle was. Op 23 juli 1928 werd notarieel de kapel uiteindelijk “verkocht” aan de V.Z.W. Parochiale Werken Bruinbeke. 

Naar Frederika Leys vertelde werd de kapel van de Bruinbeke opgericht ter ere van de Heilige Jozef, uit dankbaarheid omdat de wijk gespaard was gebleven van de pokkenepidemie. In Schellebelle-centrum waren velen er het slachtoffer van geworden. Vooral het gezin van Seraphien Bracke was zeer geteisterd, 4 of 5 kinderen én hun moeder stierven aan deze ziekte. 

Bij Seraphien gebeurde het dat men één kindje ging begraven en als men thuiskwam er al twee andere dood waren. Ook het gezin Van Zwol had zwaar te lijden. De pokken woedden er ongeveer 6 weken. De Schellebellenaren waren nogal nijdig dat de Bruinbeke van de pokken gespaard bleef. Van die tijd dateert dan ook het gezegde: den Bruinbeek da ligt buiten de wereld want zelfs de pokken gerauken der nie. 

Echter, de gedachte dat de piëteitsvolle Bruinbekenaren de kapel bouwden na een pokkenepidemie komt niet ter sprake bij de overwegingen die aanleiding gaven tot het bouwen ervan. Deze geven eveneens blijk van de gespannen sfeer welke de dorpspolitiek de kwartalen vóór en na de eeuwwisseling 1800-1900 gekenmerkt heeft. 

Het lag oorspronkelijk in de bedoeling van de Bruinbekenaren om niet een kapel maar wel een heuse kerk te bouwen (2). Op 23 juni 1875 hadden immers de leden der commissie der nieuw op te richten kerk in de Bruynbeke een schrijven gericht aan de voorzitter en de leden van de Provinciale Raad van Oost-Vlaanderen te Gent, als volgt: 

De ondergeteekenden vertoonen eerbiediglijk 

- dat het gehucht Bruynbeke onder de gemeente Schellebelle eenen bevolkingskring telt van 850 zielen. 

- dat het midden punt van dit gehucht drij kilometers van de kerk van Schellebelle verwijderd is. 

- dat namentlijk bij winter dag of bij slecht weder het aan veel persoonen zoals ouderlingen en kinderen, zieken en kranken, onmogelijk is hunnen kristelijke plichten te vervullen. 

- dat gezien den grooten afstand zoo wel van de gemeenteschool als van de kerk het den kinderen van de bruynbeke onmogelijk is zich naar behooren ter kerk en school te begeven tot het ontvangen van een voldoende onderwijs. 

- dat dezen droeven staat van zaken bij hen het gedacht heeft doen oprijzen eene nieuwe inschrijving te openen tot het bouwen eenere kerk in den wijk Bruynbeke, volgens plan hiernevens gevoegd en begroot 30.975 Fr. 

- dat om die kosten te voorzien uit de hiernevens gevoegde inschrijvingslijst en karwijlijst blijkt dat zij op heden reeds de som van 20.564 fr. daartoe beschikbaar hebben. 

- dat zij de Hoogere Overheid thans kommen smeeken aan het gehucht Bruynbeke te Schellebelle subsidien te willen toestaan zoowel op fondsen van den Staat als op die der provintie, tot het beloop van 10.411 Fr. uitmakende het tekort voor het opbouwen der kerk in kwestie. 

In de hoop dat hunnen smeekbede zal verhoord worden, blijven zij vol eerbied, Mijn- heeren, uwe onderdanige dienaars. 

De adviezen van de bestuurlijke overheden waren negatief. 

Bij de stemming in de toenmalige gemeenteraad werd door de leden van de meerderheidspartij: 

Jan Baptiste Matthys (burgemeester), Vergaert en Lalemant (schepenen) De Corte, Constant Matthys en De Wilde (raadsleden) tegengestemd. De oppositieleden: Dalschaert, Schietecat en Vermeir onthielden zich. 

De in het rekwest vervatte motieven, werden door de gemeenteraad als volgt weerlegt: 

- de aanvraag berust op verschillende misslagen en aan de gemeente zelf werd rechtstreeks niets gevraagd. 

- het aantal inwoners van de wijk Bruinbeke bedraagt niet 850 maar wel 533 te vermeerderen met 74 van de Brugsken en 53 van de Verhoogstraat, die beiden aangewezen zijn op de Bruinbeke. Op 31.12.1874 bedroeg de totale bevolking van de gemeente 2.216 inwoners. 

- uit een meting gedaan door gezworen landmeter De Corte is de afstand van de kerk van Schellebelle naar het centrum van de wijk Bruinbeke 2.376 m; de afstand van het laatste huis van Schellebelle naar de kern van de wijk bedraagt slechts 1.400 m. 

- de Brugsken en de Bruinbeke zijn met Schellebelle verbonden met een goed onderhouden steenweg die gans het jaar goed bruikbaar is. 

- Schellebelle heeft een ruime kerk, die zelfs op de hoogdagen en grote solemniteiten plaats kan bieden aan alle kerkgangers. 

- de nieuwe gemeenteschool wordt gepland op de Hoogstraat, dichter bij de Bruinbeke om de kinderen van de wijk het gemakkelijker te maken. 

- een kerk en een school in de wijk Bruinbeke oprichten zou een afscheiding betekenen van deze wijk met Schellebelle en zou kunnen aanleiding geven om de rust in de gemeente te verstoren. 

- de echtheid van de handtekeningen op de voorgelegde inschrijvingslijst wordt betwist; er staan namen op van minderjarigen en van personen die door het armbestuur van Schellebelle worden onderhouden, zodat het beschikbaar bedrag slechts mag geraamd worden op 20 à 30% van wat vermeld is. 

- een kerk, een school en een onderwijzerswoning bouwen zou 80 à 90.000 Fr. bedragen zonder meubilair. 

- de overheden, de provincie, de staat en de gemeente zouden moeten tussenkomen in de kosten van oprichting der gebouwen, meubilair, onderhoud en personeel en zulks wordt ondraagbaar geacht. 

Eveneens trachtte het gemeentebestuur de geringe belangrijkheid van de wijk aan te tonen door de opbrengst in de hoofdelijke omslag voor het jaar 1875: Bruinbeke 303,39 Bfr., Brugsken 30,62 Bfr., Verhoogstraat 1,39 Bfr. 

De Bruinbekenaren lieten het niet aan hun hart komen en besloten toen maar om met eigen middelen een kapel te bouwen. 

De toenmalige kapel stond tussen twee grachten en erachter stonden canada’s. Bij sterfgevallen werd er de rozenkrans gelezen en in de meimaand O.L. Vrouw vereerd. 

Op 22 augustus 1880 werd er de Kruisweg canoniek opgericht en op 27 augustus 1880 werd er de eerste H. Mis opgedragen door onderpastoor Buysse van Schellebelle. 

De bisschop had toegestaan dat in deze kapel jaarlijks vijf H. Missen zouden opgedragen worden opdat de zieken en ouderlingen, die niet naar de parochiekerk konden gaan, er gemakkelijker ter Heilige Tafel zouden kunnen naderen. 

Men moet zich deze kapel voorstellen ongeveer zoals de kapel op de Verhoogstraat nu. Deze laatste werd tien jaar later gebouwd nl. in 1888. 

Het is overigens nog goed om weten dat de Bruinbeke en de Verhoogstraat al in 1658 vrij grote centra waren in vergelijking met Schellebelle-dorp. 

In 1911 werd de kapel vergroot tot de huidige bouw. Daarvoor stond Ivo Schietecat de grond af die hijzelf tot 21 oktober 2011 in cijnspacht had bij het OCMW van Schellebelle. Hierbij verleende het gemeentebestuur, onder leiding van burgemeester Ernest D’Hollander, zijn volle medewerking. Ook de inwoners van de Bruinbeek lieten zich niet onbetuigd. Zowat de ganse wijk werkte mee en spande zich in bij het vervoer en aanbrengen van allerhande materieel. Vooral Prosper Van Hauwermeiren liet zich niet onbetuigd. Hij heeft het meeste geld voor de vernieuwbouw bijeengeschooid en veel van het zijne bijgelegd. 

Aannemer was Philemon Bellekens, metsers waren gebroeders uit Impe, de zavel werd geschonken door boer Theophiel De Vleeschouwer welke ook voor het vervoer instond en het dak werd geplaatst door de gebroeders Van Alboom.

De werken aan de kapel, 1911.
De werken aan de kapel, 1911.

1. Amedé Van Alboom 2. zijn broer 3. Ivo Schietecat 4. Theophiel De Vleeschouwer 5. Edmond Uyttendaele 6. Alfons Roels en kinderen 7. Champetter Van Den Abeele en dochtertje Eugenie 8. Clement De Bruycker 9. Richilde De Paepe (3)

Zaterdag 29 september 1912, werd de nieuwe kapel plechtig ingewijd door Deken Noterman.


Bij deze gelegenheid werd er aan de achterkant een gedenksteen geplaatst met als opschrift: 

Gebouwd in 1912, Eerwaarde pastoor Leo Verbraeken, burgemeester M. Ernest D'Hollander, schepenen M Des. Dalschaert en M Aub. D'Haese. 

De kapel was eigenlijk tot een hulpkerk uitgegroeid. Ze bood plaats aan 250 mensen. Om uit de kosten te komen moest in het begin ieder zijn eigen stoel aankopen of meebrengen. 

Op maandag 30 september 1912 heeft de pastoor er de eerste gezongen mis opgedragen en op zondag 6 oktober 1912 heeft onderpastoor Amatus De Vos er de eerste zondagsmis opgedragen en vanaf dan elke zondag. De nieuwe Kruisweg werd op 13 juli 1924 aangebracht. 

De eerste kerkraad, in 1912, bestond uit Leo Verbraeken (pastoor), Emest D'Hollander (burgemeester), Ivo Schietecat, Camiel Van De Wiele, Philemond D'Haese en Prosper Van Hauwermeiren. 

De eerste kerkraad ging met nogal wat moeilijkheden gepaard. Daarvoor moeten we verwijzen naar de dorpspolitiek van die tijd, de strijd tussen de twee familieclans die toen onze dorpspolitiek beheerste, nl.: de “Reebokken” (familie D’Hollander) en de “Kazewanten” (familie Matthys). Het waren twee katholieke scheurpartijen, waarvan de Reebokken voor de officiële Katholieke partij doorgingen en de Kazewanten voor Daensisten. 

Een tijdje daarvoor was een “Mevrouw Lievens” ten tonele verschenen. Zij werd opgevoed bij Stantje Hendrickx (haar oom?), had voor onderwijzeres gestudeerd en oefende haar beroep uit in de Bruinbeke, in een oud huisje. 

Op de kelderkamer zaten de grotere kinderen en de kleintjes zaten in de keuken. Er was een koertje met twee stalletjes. In het ene speelden de meisjes, in het andere de jongens. 

Pastoor en de burgemeester waren Reebok, Prosper Van Hauwermeiren was Kazewant evenals mevrouw Lievens en zij zat er voor iets tussen toen er heibel uitbrak in de eerste kerkraad. 

Feit is dat Prosper Van Hauwermeiren buitengekegeld werd. Hij is daarvoor nog samen met Henri Lievens (broer van mevrouw Lievens) naar het bisdom in Gent geweest. 

Hoe dan ook, er werd een ander slot op de deur gezet, de kerkbazen gingen over de tong en er werd een spotliedje gedicht. 

De kerk van de Bruinbeke ligt in strijd. 

De overheden maken veel Iawijt, 

ze maken veel ramoel 

met hunnen floeren akrastoel (met fluweel overtrokken bidstoel) 

zeg kleinen houd au smoel 

want ik ben baas van g'heel den boel. 

Prosper Van Hauwermeiren, welke de watermolen op Boeygem bezat, heeft zich dat zo erg aangetrokken, dat hij niet in Schellebelle maar in Wichelen wilde begraven worden. 

Later werd de kerkraad aangevuld door Werner D’Hollander (erevoorzitter), Achiel Schietecat (voorzitter), Achiel Uyttendaele (schatbewaarder), Emiel Van Wezemael, Remi Bauwens en Firmin De Smet. 

In 1978 was de kerkraad als volgt samengesteld: Achiel Schietecat (voorzitter), Firmin De Smet (secretaris), Remi Bauwens, Albert Vermeulen en Petrus Van Leuven als raadsleden. 

Het onderhoud van de sacristie en de versiering gebeurde toen door Julienne Roels, het opkuisen door Albert Vermeulen. 

De achtereenvolgende pastoors van Schellebelle, welke de bevoegdheid hadden over Bruinbeekkapel, waren: 

- Camille - Theodoor Hulpiau 1878-1879 

- Amand Van Wassenhove 1879-1897 

- Emiel De Ridder 1897-1911 

- Leo Verbraeken 1911-1922 

- Camiel Van Laere 1922-1940 

- Gulielmus Van De Roy 1940-1951 

- Marcel Dessonville 1951-1966 

- Robert Van Nuffel 1966-1987 

- Marcel Roegiers 1987-1999 

Gedurende het pastoorschap van Camiel Van Laere werd een VZW Parochiale werken Bruinbeke opgericht. De statuten verschenen in het staatsblad van 15 juli 1928. 

De onderpastoors welke in de Bruinbeke dienstdeden, waren: 

- Amaat De Vos 1911-1914 

- Achiel Van Hecke 1914-1915 

- Jozef Van Michem 1915-1941 

- Frans Lourdauld 1941-1950 

- Roger Van De Capelle 1950-1955 

- George Nolle 1955-1964 

- Daniël De Cock 1964-1965 

- Herman De Bie 1966-1976 

- Jozef Verstraeten 1977-1987 

Bij bijzondere gelegenheden kwam koster Basiel Schockaert van Schellebelle tot vóór 1927 de mis zingen. Nadien was er een eigen orgelist en zangkoor. 

Tussen 1927-1937 was dit koor samengesteld door: 

orgel Laura Uyttendaele 

zang Elisa Van Wezemael, Julienne Roels, Delfine Smekens, lrène Van Migerode en Germaine Vergeylen 

Vanaf 1945 was de samenstelling: 

orgel Constant Van Steendam 

zang Jan-Baptist Beenaat, Alfons Uyttenhove, Marcel Eeckhout, Aloïs Leys, Gilbert De Smet, Frans Nijs, Roger De Grauwe en zoon Peter, Jozef Janssens, Frans Van Heck en zoon 

In de loop der jaren werden verschillende onderhouds- en verbeteringswerken uitgevoerd.


1934: het klein klokje werd weggenomen en vervangen door een torentje met een nieuwe klok 22 795 Bfr 

1955: schilderen van de kapel Ivo Baeyens 11765 Bfr 

1958: kapel in de simelie 340 376 Bfr 

1959: afrekeningen aanpassingswerken: 

schrijnwerker Van Alboom 1 9426 Bfr 

architect Raman 1 000 Bfr 

marmer Amant 15 000 Bfr 

gebroeders Francois 1 920 Bfr 

verlichting Philips 9 739 Bfr 

riolering Oscar De Smet 8 094 Bfr 

zink, leien Van Doorslaer 17 904 Bfr 

bezetwerk Seiffert 79 904 Bfr 

voorgevel Omer Van Hoeck 25 961 Bfr 

EBES 3 920 Bfr 

Vernieuwing hoogkoor en dak 36 000 Bfr 1964: nieuwe ramen gekleurd glas 8 728 Bfr 

1965: 250 nieuwe stoelen 75 000 Bfr 

1968: nieuw tabernakel en toelating zaterdagmis 26 429 Bfr 

1969: vernieuwing plafond plastiek 87 000 Bfr 

1970: schilderen kruisweg 13 275 Bfr 

1971: voorgevel vernieuwd 19 080 Bfr 

1972: nieuw orgel 36 000 Bfr 

1976: nieuwe toren en vernieuwen dakwerk 386 688 Bfr 

1977: vernieuwing plafond oksaal en versterking deuren 72 960 Bfr 

Zo komt het tot een bedrag van 1 318 964 Bfr 

Daarbij kwamen nog allerlei onkosten van eredienst, verlichting, verwarming, verzekeringen, enz. … . In 1976 werd, met akkoord van het voltallig gemeentebestuur, voor de eerste keer een toelage verleend. 

Naar het zeggen van Firmin De Smet werd, bij de beschieting van Kwatrecht tijdens de inval van de Duitsers in 1940, de haan op de toren door een kogel doorboord. In 1975 werd deze door een stormwind afgerukt en sindsdien niet meer teruggevonden. 

Op 1 oktober 1999 gaf Marcel Roegiers zijn ontslag als pastoor van Schellebelle. Het bisdom besloot dat er op Schellebelle geen afzonderlijke priester meer benoemd zou worden. Aangezien er hierdoor in de kapel van de Bruinbeke de wekelijkse misvieringen niet meer konden doorgaan, besloot de vzw afstand te doen van het gebouw, kapel werd ontwijd en er werd naar een nieuwe bestemming gezocht. 

Onmiddellijk stelde de Heemkring zich kandidaat om het gebouw in bruikleen te krijgen. Enerzijds zou vooraan een bidplaatsgedeelte behouden blijven, anderzijds zou het grootste gedeelte als tentoonstellings-, archief- en vergaderruimte gebruikt worden. Om het noodzakelijke brandweerattest te krijgen waren er toch verregaande aanpassingswerken nodig met een bijhorend en nogal omvangrijk kostenplaatje en dan moest ook nog het noodzakelijk sanitair voorzien worden. 

Het bleef aanslepen en ondertussen had de Heemkring in de pastorij al een vaste stek gevonden. 

Een bevraging bij de plaatselijke bevolking maakte meteen duidelijk dat men de herbestemming van het gebouw liever als buurthuis zag. De gemeente had hier wel oren naar, er werd een architect aangesproken en het gebouw werd omgevormd tot polyvalente ruimte voor culturele activiteiten. De zoldering en de ramen werden volledig vernieuwd en de vloer werd vervangen door een vloer in polierbeton. Het gebouw werd eveneens van sanitair, een trap en verwarming voorzien. 

In 2017 werd deze renovatie door Heemkunde Oost-Vlaanderen als een geslaagde restauratie gehuldigd.


Deel deze informatie: